De opkomst van Italics

door | 17 mei 2021 | Boekwetenschap

Het is voor mij de normaalste zaak van de wereld: cursief schrijven. Wanneer ik een essay schrijf, accentueer ik graag bepaalde woorden door voor even over te schakelen naar de cursieve variant. Ook als we naar oudere boeken kijken, lijkt cursief doodnormaal. Dit was het echter niet altijd. Er was een tijd dat er niet cursief gedrukt werd. Rond 1500 kwam hier verandering in. Toen besloot de drukker Aldus Manutius de letters eens schuin op papier te zetten. Bij Aldus is de Romeinse cursief Italics ontstaan. 

Fig. 1: Virgil gedrukt in Italics door Aldus Manutius (1501).

In 1450 werd de Italiaanse drukker Aldus Manutius geboren. Hij zou dé drukker worden die voor het eerst een klassiek werk in Italics drukt. Daarvoor werden er natuurlijk wel boeken gedrukt, maar vaak in een Romeins of Gotisch lettertype. Bedenkt hierbij dat men vroeger boeken anders drukte dan wij nu een Word-document afdrukken. De drukker moest een pagina letter voor letter in elkaar zetten. De letterzetter gebruikte daarvoor kleine loden letters. Die loden letters moesten per stuk gemaakt worden. En de italics bestond toen nog niet. Dat betekent niet dat Italics nog moest worden uitgevonden; er waren wel handschriften die cursieve letters bevatten. Daarnaast drukte Aldus wel al met een cursieve Griekse letter. 

Toen Aldus in 1495 zijn eigen drukkerij op poten zette, drukte hij al snel veel boeken. Hij drukte vooral klassieke werken die hierdoor toegankelijker werden voor het grote publiek. Rond 1500 kwam Aldus Manutius met iets nieuws op de markt: Libelli portatiles. In het Nederlands: de draagbare bibliotheek. Aldus kwam met het idee om klassieke werkjes in een klein formaat uit te geven. Maar klassieke werken uitgeven in een octavo-formaat.. was lastig (octavo-formaat past in je broekzak, vandaar dat het de draagbare bibliotheek werd genoemd). Het lukte Aldus om de klassieke werken op dit kleine formaat te drukken door twee factoren: 1. Hij liet commentaar weg. 2. Hij drukte de werken in Italics.  

Fig. 2: Een voorbeeld van een Romein en een echte cursief. Bron afbeelding: Wikipedia

Zoals je in fig. 2 kunt zien, bespaart de Italics flink wat ruimte ten opzichte van de Romein. De klassiekers konden daardoor makkelijker op een klein formaat gedrukt worden. Het ontwerp van de Italics was gebaseerd op een handschrift. Net zoals andere lettertypen gebaseerd waren op handschriften. De cursief van Aldus (Aldine-italics) is gebaseerd op een vlug geschreven humanistisch schrift: de littera humanistica cursiva. Kenmerken van zijn Aldine-Italics waren dat de x-hoogte opmerkelijk klein is en er veel ligaturen waren. Ligaturen zijn gebonden letters. Daarnaast waren de hoofdletters rechtopstaand. De Aldine-Italics werd het eerst gedrukt in het klassieke werk Vergilius (fig. 1) in 1501.    

Aldus wilde zijn Italics beschermen door er privilege voor aan te vragen. Hij kreeg voor 10 jaar bescherming, maar dit weerhield anderen er niet van om hem na te doen. Ondanks de privilege werd het lettertype op grote schaal nagemaakt. Hierdoor kwam de ontwikkeling van dit lettertype op gang. In 1524 kwam een nieuw soort Italics, namelijk de Vicentine-italics. 

Fig. 3: Een combinatie van Romein en Italics. De titel van het boek staat in Italics, waardoor het extra nadruk krijgt. Uit de atlas van Ortelius. 1571

Zowel de Aldine Italics als de Vicentijnse Italics werden halverwege de zestiende eeuw langzaam vervangen door een meer praktische vorm uit Parijs. Deze vorm had schuine hoofdletters, minder ligaturen en een relatief grote x-hoogte. 

Deze Franse Italics was het werk van Robert Granjon. Deze Italics verscheen van 1540 tot 1560. Zijn Italics waren een aanvulling op de Franse romein. De Italics konden alleen gebruikt worden, of gecombineerd met de Romein. De Fransen hebben hiermee (net als de Romein) de toon gezet voor het ontwerp van de Italics in de latere drukperiode.

 

Bron & verder lezen:

Gaskell, P. ‘The hand press period’. Oxford: Clarendon Press